U bent hier

Ritmestoornissen

Sinds 1996 is er in het Hartcentrum Maria Middelares een subspecialisatie uitgebouwd rond hartritmestoornissen. Drie van de cardiologen (Dr. Frank Provenier, Dr. Bart François en Dr. Tim Boussy) en een team van verpleegkundigen hebben daarvoor bijkomende bekwaming bekomen, mede door binnen- en buitenlandse fellowships, stages en cursussen.

Naast de poliklinische activiteit met een volledig aanbod aan niet invasieve diagnostische middelen is er ook de mogelijkheid tot het uitvoeren van elektrofysiologische studies met therapeutische interventie.

Sinds de start tot 2012 hebben meer dan 5000 investigaties in het elektrofysiologisch laboratorium bijgedragen tot een uitgebreide ervaring. In 2011 waren hiervan meer dan 600 onderzoeken en ruim 320 ablaties; pacemakerimplantatie gebeurden in 160 patiënten, bescherming voor plotse dood werd bekomen met een interne defibrillator bij zowat 100 patiënten.

Er is hoogtechnologische apparatuur aanwezig voor ver doorgedreven diagnostiek en behandeling (CardioTek®). Twee zalen zijn voorzien met radioscopie. Elektromagnetische navigatie in 3 dimensionele beeldvorming laat toe om complexe ritmestoornissen, zoals voorkamerfibrillatie en ventrikeltachycardie, in kaart te brengen (CARTO®, Ensite®).

Een evaluatie van het hartritme dringt zich op bij bepaalde klachten van de patiënt, zoals hartkloppingen of syncope. Als afwijkingen van het normale ritme een risico op morbiditeit of mortaliteit inhouden, is verder onderzoek wenselijk.

Eerste benadering

Tijdens de eerste consultatie kan gebruik gemaakt worden van het klinisch onderzoek, het elektrocardiogram tijdens rust, en inspanning, vaak aangevuld met een trans-thoracale echocardiografie.

Een elektrocardiogram afgenomen tijdens het ervaren van de klachten is een goed startpunt voor de diagnostiek. Het kan nuttig zijn om dergelijke, reeds uitgevoerde onderzoeken met de patiënt mee te geven.

Meer uitgebreide diagnostische onderzoeken bestaan uit langere registraties van het hartritme (24 uren tot 21 dagen holter, event recorder en interne looprecorder), slaaponderzoek en provocatie testen met een head-up tilt test of tijdens een elektrofysiologisch onderzoek.

Verdere aanpak

Een optimale aanpak is gericht op controle van de symptomatologie en/of op verbeteren van de prognose. Eén of meerdere therapeutische interventies kunnen hiervoor worden gekozen.

Na of naast medicatie kan ablatie vaak een curatieve aanpak betekenen voor tachy-aritmieën. Het type ritmestoornis bepaalt de omstandigheden van ingreep en nazorg. Ablaties van een specifieke focus, zoals het onderbreken van de bundel van Kent bij een Wolff-Parkinson White syndroom maakt de re-entry tachycardie onmogelijk en laat de pre-excitatie op het elektrocardiogram verdwijnen.

Ablatie bij voorkamerfibrillatie is een complexere ingreep. De ritmestoornis ontstaat door ongeremde prikkelvorming in de pulmonaal venen. Door omringen van de pulmonaal venen met ablatie punten wordt geleiding naar de atria onderbroken en dooft de aritmie uit Ook ablatie van ventrikeltachycardie na hartinfarct vraagt een doordachte benadering ter identificatie van litteken en aritmogene zone.

Een interne defibrillator is dan vaak een noodzakelijke aanvulling als de patiënt een periode van ventrikeltachycardie of –fibrillatie overleeft en recidief kan niet worden uitgesloten. Ook bij een sterk verhoogd risico op plotse aritmogene dood - vaak patiënten met hartfalen en een sterk verminderde linker ventrikel functie – zal dit toestel de nodige zekerheid bieden. De defibrillator zal het hartritme opvolgen en bijsturen waar nodig: ondersteunende hartstimulatie bij te traag ritme, maar ook snelle stimulatie of een elektrische schok om een ventrikeltachycardie of –fibrillatie te onderbreken. Ingeval een biventriculair systeem wordt geïmplanteerd, kan resynchronisatie therapie de symptomen van hartfalen bestrijden.

Wanneer de hartslag dan weer te traag is of er pauzes optreden, kan de patiënt symptomen ondervinden van vermoeidheid, ijlheid, syncope of gedaalde inspanningstolerantie. Een pacemaker kan de hartfrequentie weer bijsturen door elektrische impulsen in het rechter atrium en/of  ventrikel af te geven, als eigen prikkelvorming achterwege blijft.

Zoek op naam van het onderzoek of de behandeling